Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

The evolution of mobile technology is changing constantly. This way new opportunities are created for the marketing environment because of the new mobile devices like smartphones or tablets. Online marketers use this new way to promote their products or services to potential or already existing customers. At present you cannot only find banner ads on normal websites, but also on apps. The function of mobile media with affiliate marketing will be researched in this master project. More specifically this paper will examine five case studies that will be compared for differences and similarities between banner ads on apps and banner ads on external websites in Belgium. The respondents are situated in different sectors. Research questions were drafted with the goal to describe the differences between banner ads on apps and banner ads on external websites.A lot of research questions were asked because no research has been provided concerning this topic. These questions were the basis of a qualitative study. This study contains a telephone interview by means of a questionnaire. People responsible for these banner campaigns were contacted and asked to participate. These five companies reacted positively to this demand: Truvo Belgium Comm. V., Telenet Group Holding NV, Vacature C.V., USG Professionals and KPN Group Belgium. Affiliate marketing and mobile marketing were explained thoroughly before the research. After that the combination of the two marketing forms were combined in the function of the mobile media in affiliate campaigns.The results show that it is not easy to solve the main question: what are the differences and similarities between banner ads on apps and banner ads on external websites in Belgium? The companies board out their banner campaigns. Some make a difference in target group and goals for the two channels, others do not. They advertise on free and paying apps. The research questions about conversion and sales did not have a clear answer, becau

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Voor deze masterproef onderzochten we de efficiëntie van de bivakcommunicatie van Chirojeugd Vlaanderen. Hiervoor onderzochten we een bepaalde publicatie, namelijk de Dubbelpunt van februari 2013. Eerst en vooral stelden we een theoretisch kader op voor de informatie uit de Dubbelpunt van februari 2013 waarin we de informatie typologie van De Jong en Ferguson-Hessler (1996) gebruiken. Ook gebruiken we de definitie die Potter (2013) opstelde voor massamedia en besloten we dat Dubbelpunt in dit geval een massamedium is. Omdat Dubbelpunt in dit onderzoek als massamedium beschreven wordt, gebruiken we de criteria die Van Woerkum (1995) opstelde voor geslaagde campagnes via massamedia.Om tot werkbaar cijfermateriaal te komen, interviewden we een aantal mesne die actief in leiding staan bij de Chiro. De basis voor de vragen zijn voorbeelden van informatie uit Dubbelpunt. Voor elke categorie van De Jong en Ferguson-Hessler (1996) vonden we voorbeelden in de Dubbelpunt van februari 2013. Eerst en vooral valt op dat slechts 40,5% van de deelnemers aan het onderzoek de bewuste Dubbelpunt hadden gelezen. We zagen ook dat er bepaalde voorbeelden van informatie zijn waar deelnemers beter op scoren dan op anderen. In sommige gevallen werd de informatie ook beter onthouden.We kunnen hieruit afleiden dat informatie die oftewel conceptueel oftewel strategisch is, beter gekend is door mensen die Dubbelpunt lazen. Bovendien worden deze types informatie ook beter onthouden dan andere soorten informatie. Het gaat hier om de helft van de categorieën, wat dus inhoudt dat er nog veel potentieel is binnen Dubbelpunt als feitelijke informatieverspreider. Dubbelpunt als licht magazine met voldoende informatie doet echter wel meer dan behoorlijk zijn werk.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Though there is consensus in literature about how crossmedia campaigns, in general, lead to more positive results than single-medium campaigns, this is not always the case in practice. It appears that crossmedia campaigns provide little added value under certain circumstances. The main finding of this research is that the mobile medium enriches the media experience of consumers, when combined with other channels in an effective manner. It is used as an additional, innovative way to market the products and services of the company. In this way, consumers can experience the brand on a whole different level. A general recommendation for companies, is that they have to focus on usability and creativity in their mobile marketing strategy.Other strategic choices in crossmedia campaigns are often based on storytelling and cocreation. Hereby there is concern for usability, relevance of the message and the possibility to receive feedback. The message and target group also appear to have an influence on the choice of marketing channels. Moreover, the importance of two-way communication and the dialogue between brand and consumer is a main finding of the case studies of this research.The cross-references between channels in a crossmedia campaign are stated in a plan of communications. Companies attempt to communicate the right message by means of diverse media in telling a part of the story through each channel. In this manner, traditional media like television and radio refer to the online channels of the company, where consumers can find additional content and background information. Online and offline advertisements refer to these online channels as well. In turn, mobile applications appear to integrate the links to other brand channels and content.An important aspect of social media, is that they encourage interaction. Because of this characteristic, they are used to start a dialogue with the consumer and stimulate reaction. The benefits and disadvantages as describe

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Het onderzoek in deze paper beschrijft een analyse van de talige middelen die journalisten van twee Mexicaanse kranten El Universal en La Jornada gebruiken om migratie te kwantificeren. Er wordt nagegaan wat de frequentie is van, en de gelijkenissen tussen het gebruik van bepaalde woordsoorten en grammaticale constructies die migratie beschrijven, en de beeldvorming van migratie bij de lezers beïnvloeden. Het corpus bestaat uit artikels die handelen over migratie en zijn verschenen in de loop van het jaar 2012. Enkel artikels die handelen over migratiestromen uit Spaanstalige landen worden geanalyseerd. De termen die worden onderzocht zijn; migratie, immigratie, emigratie, migrant, immigrant en emigrant.In het eerste hoofdstuk worden de termen kwantificatie (cuantificacion) en metafoor verduidelijkt. Enkele classificaties van kwantificerende woordsoorten worden gegeven, de evolutie van de metaforentheorie wordt beschreven, met nadruk op de conceptuele metaforen van Lakoff en Johnson, en het metaforengebruik in onze taal (metafoor als retorisch figuur, metafoor in cultuur, metafoor in redevoering en visuele metafoor) wordt uitgelegd. Ook wordt er ingezoomd op de hedendaagse situatie van de migratie in México.Het tweede hoofdstuk bevat de analyse van de kwantificatie van de migratie. We analyseren het corpus op basis van negen parameters: afkomst, bestemming, gebruik van voorzetsel, gebruik van adjectief, gebruik van binominale constructie, werkwoord, het gebruik van ~migrant als adjectief en het soort woord waarmee het verbonden is, en de verdere uitwerking buiten de nominale groep. Het valt op dat de journalisten veel verschillende talige middelen gebruiken om migratie te kwantificeren. Tussen beide kranten is er echter weinig verschil in de keuze voor bepaalde taalmiddelen of –constructies. Enkele constructies worden frequent gebruikt om kwantificatie uit te drukken, zoals het adjectief. Daarnaast komt het gebruik van een binominale constructie ook vaak teru

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Onderzoek toont aan dat de informatiebehoeften van reizigers kunnen verschillen, afhankelijk van het stadium waarin zij zich bevinden. Grotenhuis et al. (2007) onderscheiden daarbij de stadia pre-trip (op voorhand), wayside (station) en on-board (aan boord de trein). Wij vroegen ons in de eerste plaats af welke informatiebehoeften Belgische treinreizigers op voorhand hebben en welke informatiebehoeften zij nadien nog hebben in het station. Daarbij wouden we ook meer inzicht krijgen het informatieverwervingsgedrag van treinreizigers en de redenen die daar achter schuilen. De tweede vraag die wij ons stelden is of de gebruikte reisinformatie ook voldoet aan de informatiebehoeften van treinreizigers en hoe zij die informatie beoordelen rekening houden met de factoren tijd en inspanning.Om onze vraagstelling te onderzoeken werd er geopteerd voor een (exploratief) kwalitatief onderzoek. Aan de hand van een dagboekstudie werden data verzameld over de informatiebehoeften en de informatieverwerving van negen Vlaamse participanten. De participanten werden daarvoor voorzien van papieren dagboeken waarin zij hun reiservaringen in het algemeen en hun informatiegebruik in het bijzonder konden neerschrijven. Onder de negen participanten was er een onderscheid in de frequentie waarmee er met de trein gereisd werd. Er waren namelijk twee pendelaars die dagelijks met de trein reisden, vijf frequente reizigers die één of meerdere malen per week de trein namen en twee occasionele reizigers die enkele keren per jaar de trein nemen. Afhankelijk van het type reiziger werd er daarom gevraagd om de dagboeken over een periode van respectievelijk een week, een maand of twee maanden in te vullen. Na afloop werden de dagboekaantekeningen besproken in vervolginterviews. Deze interviews boden ook de gelegenheid om dieper in te gaan op het onderwerp van dit onderzoek. Van zodra de data verzameld waren, werden de interviews getranscribeerd. Om de dagboeken en de transcripten beter te begri